Dat belastingen worden gebruikt om gedrag te sturen, zal geen geheim zijn. U kunt hierbij denken aan de ‘suikertaks’, de discussie rondom 0% btw op groente en fruit of de lagere bijtelling voor elektrische auto’s. Deze voorbeelden zijn vrij algemeen bekend, maar er zijn ook regelingen waarbij het primaire doel niet meer bij iedereen scherp op het netvlies staat.
De hypotheekrenteaftrek is een mooi voorbeeld. Het doel ervan was in grote lijnen om het woningbezit te stimuleren. Deze stimulans werd vormgegeven door het aftrekbaar maken van de hypotheekrente in de Inkomstenbelasting.
In de loop de tijd is de regeling aangepast tot de huidige vorm werd bereikt: rente op schulden die zijn aangegaan met betrekking tot het kopen of verbeteren van de eigen woning is aftrekbaar mits die schuld tenminste annuïtair wordt afgelost (overgangsrecht buiten beschouwing gelaten).
Het primaire doel van de regeling was dus om meer mensen de mogelijkheid te geven om een eigen huis te kopen. Er zijn echter belastingplichtigen waarbij het (woon)genot haast lijkt toe te nemen wanneer ze de aftrekpost tot het uiterste weten op te rekken. Zo ook in twee recente zaken bij Rechtbank Den Haag en Rechtbank Zeeland-West Brabant.
In beide gevallen leende de belastingplichtige geld bij familie. Er was geen recht van hypotheek gevestigd en de overige zekerheden waren niet of nauwelijks reëel. In ruil daarvoor vonden partijen het verdedigbaar om rentes overeen te komen tot wel 9%. En dat in een jaar waarin de hypotheekrente rond de 2-3% schommelde.
De vraag die hier speelde, was: is deze rente volledig aftrekbaar? De rechtbank vond van niet en zette uiteen waar de grens ligt. Ook in de situatie van een eigen woning moet worden beoordeeld of de rente zakelijk is. Om dat te bepalen sloot de rechtbank aan bij de beoordeling zoals deze in de winstsfeer ook gebruikelijk is. De rechtbank maakte een vergelijking met de rente die niet-gelieerde partijen onder gelijke feiten en omstandigheden met de (meest) vergelijkbare voorwaarden zouden overeenkomen. De inspecteur stelde dat een zakelijke rente in deze concrete casus en op dit moment 2,75% zou zijn en daar ging de rechtbank in mee.
De conclusie die na deze zaak weer scherp staat: als u een lening aangaat bij een gelieerd persoon, is het zaak om het rentepercentage goed te onderbouwen. Hiervoor moet u kijken naar wat zakelijk handelende partijen zouden overeenkomen. En niet, zoals belastingplichtige in besproken zaak misschien wel dacht, hoeveel rente u het liefst in aftrek wilt brengen.
Heeft u vragen of wat in uw situatie de juiste keuze is? Neem gerust contact op.
Marijn de Jong
Belastingadviseur
ook bereikbaar via 0343-415940