De Hoge Raad deed op 11 januari 2019 een belangrijke uitspraak rondom de bijtelling privégebruik auto.
Belanghebbende had een auto van de zaak waarvoor een bijtelling wegens privégebruik moest worden toegepast. Deze auto had een datum eerste toelating van 21 augustus 2015.
Op grond van een overgangsmaatregel (Artikel 36c Wet LB) moet voor de auto van belanghebbende vanaf 2017 nog steeds een bijtellingspercentage van 25% in aanmerking worden genomen (geldt voor auto’s met eerste toelating van vóór 2017). Voor nieuwere auto’s met een datum van eerste toelating van 1 januari 2017 of later, geldt een bijtelling van 22% in 2017.
Belanghebbende beroept zich op het EVRM en vindt dat hij wordt gediscrimineerd. Zou zijn auto een eerste toelating hebben van 1 januari 2017 dan zou 22% bijtelling in aanmerking moeten worden genomen.
De Hoge Raad beslist echter dat er weliswaar onderscheid wordt gemaakt, maar dat niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen, discriminatie in de zin van het EVRM oplevert. Er is slechts sprake van een verdragsrechtelijke schending als een ‘’redelijke en objectieve rechtvaardiging’’ ontbreekt. De keuze van de wetgever voor de huidige overgangsmaatregel is niet ‘’evident van redelijke grond ontbloot’’.
Oftewel: geen discriminatie op grond van het EVRM. De bijtelling blijft dus gewoon 25% voor belanghebbende (en vergelijkbare gevallen).
Helaas voor de mensen met een auto die vóór 1 januari 2017 te naam is gesteld. Maar we weten in ieder geval waar we aan toe zijn.
Meer weten over fiscaliteit en auto’s? Neemt u dan gerust contact met ons op.
Mr. P.R.J. (Reijer) van Schothorst RB
Fiscalist
rvschothorst@vanreefc.nl