30 april 2021

Collegiaal in- en uitlenen van personeel

Door economische omstandigheden kan het zijn dat periodiek een verschuiving plaats vindt in de behoefte aan personeel. Zo heeft onder andere de corona-crisis er voor gezorgd dat bepaalde sectoren te maken hebben met een overschot aan personeel. De horeca bijvoorbeeld. Andere sectoren, waaronder de bouw, hebben nog steeds een enorme behoefte  aan (vakkundig) personeel.
De coronacrisis zorgt er ook voor, dat personeelstekorten moeilijker invulbaar zijn dan voorheen. Dit is bijvoorbeeld het geval in sectoren met seizoensarbeid. Denk aan buitenlandse seizoenarbeiders die de grens niet over willen of mogen vanwege alle maatregelen.

Het collegiaal in- en uitlenen kan voor passende oplossingen zorgen.

Wat zijn aandachtspunten bij in- en uitleen:

  • Collegiale in- en uitleen van personeel moet zonder winstoogmerk tot stand komen
  • Het is van tijdelijke aard
  • Toepassing is ook mogelijk bij ‘van werk naar werk-trajecten’
  • Collegiaal uitlenen mag alleen op vrijwillige basis. Een werkgever kan een werknemer niet dwingen
  • Het is belangrijk om afspraken vast te leggen in een collegiale in- en uitleenovereenkomst. In de wet is weinig vastgelegd aangaande het in- en uitlenen van personeel. Beide partijen hebben daardoor veel ruimte bij de invulling van het contract. Deze overeenkomst dient gesloten te worden tussen de uitlenende partij, de inlenende partij en de werknemer. In het contract moet in ieder geval staan:
    1. de functie
    2. de te vervullen taken
    3. de duur
    4. de kosten, dit zijn de salariskosten en een opslag van maximaal…..voor administratiekosten
    5. tussentijdse opzegbaarheid.
  • Arbo verantwoordelijkheid ligt bij de inlenende partij. Bij ziekte hoeft de inlenende partij echter niet te betalen. Hiervoor zijn de uitlenende werkgever en het UWV verantwoordelijk.
  • De inlenende partij is verantwoordelijk voor de werkzaamheden die tijdens de inleenperiode worden uitgevoerd. Deze is dus aansprakelijk voor schade, letsel etc.
  • Als de inleenkracht schade toebrengt aan het inlenende bedrijf, dan kan dit bedrijf deze schade niet verhalen op het uitlenende bedrijf. De schade is immers ontstaan onder toezicht van het inlenende bedrijf. De inlener kan de schade ook niet op de inleenkracht zelf verhalen. Die geniet in dat opzicht dezelfde bescherming als eigen werknemers. Alleen bij opzet of bewuste roekeloosheid van de arbeidskracht kan de schade op hem persoonlijk verhaald worden. Maar hiervan is niet snel sprake, omdat de lat voor dit bewijs hoog ligt.
  • Wanneer de uitlenende partij alleen de salariskosten, reserveringen en werkgeverslasten plus een opslag op de loonkosten doorberekent aan de inlenende partij is de wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (WAADI) niet van toepassing.
  • Let erop dat het uitlenen van personeel in hoofdregel is belast met 21% btw, uitzonderingen daargelaten. Het feit dat de collegiale uitleen geen winstoogmerk heeft (uitsluitend doorbelasting van kosten) doet hieraan niets af.
  • De inlener dient rekening te houden met de zogenaamde inlenersaansprakelijkheid. Op grond van de Invorderingswet kan de inlener aansprakelijk worden gesteld voor de afdracht van btw en loonheffingen. Dit kan de inlener voorkomen door de uitlener bijvoorbeeld te verzoeken om een Verklaring Betalingsgedrag of door een deel van het factuurbedrag rechtstreeks te storten op een G-rekening van de uitlener.

Voor meer informatie klik hier.

Let op wanneer u gebruik maakt van de NOW-regeling:

Wanneer u personeel uitleent kan dit effect hebben op de uiteindelijke afrekening van de NOW (tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor het behoud van Werkgelegenheid). De NOW wordt namelijk berekend op basis van omzetdaling. Wanneer u personeel uitleent, zorgt dit voor een omzetstroom die  meetelt als omzet voor de berekening van de NOW.

Ons advies bij in- en uitleen van personeel

Overweegt u personeel in- of uit te lenen? Uw vragen zijn welkom!