Artsen die hun praktijk in een BV willen inbrengen, vragen zich regelmatig af waar ze het beste voor kunnen kiezen: voor ‘slechts’ één BV óf voor een holdingstructuur met twee of meer BV’s? Afhankelijk van de persoonlijke situatie, activiteiten en toekomstplannen kan een holdingstructuur met meerdere BV’s namelijk aantrekkelijke voordelen bieden.
Een holdingstructuur is onder andere een mooie structuur voor artsen die hun praktijk (deels) willen overdragen. Een arts die zijn of haar praktijk reeds in een BV heeft – met boven de praktijk-BV een holding – die draagt de aandelen van deze praktijk-BV over. Als de arts het praktijkpand in de holding heeft, dan hoeft de collega die de praktijk overneemt dit pand niet over te nemen. Daardoor is het vaak eenvoudiger om een financiering te regelen en vindt de overdracht makkelijker plaats. Ook is het voordelig dat de winst op de verkochte aandelen voor de holding valt onder de deelnemingsvrijstelling. Dat betekent dat de arts die de praktijk overdraagt niet direct belasting hoeft te betalen, maar pas op het moment dat deze zichzelf privé dividend uitbetaalt.
Het komt regelmatig voor dat een arts meerdere activiteiten verricht of op meerdere locaties zijn of haar praktijk uitoefent. Met een structuur met meerdere BV’s kan deze arts eventuele risico’s beter vermijden. Zo zou de arts per activiteit of locatie een werk-BV kunnen hebben. Als het vervolgens niet goed gaat met een locatie, dan is dat allereerst administratief beter inzichtelijk waardoor de arts gerichter actie kan ondernemen. Maar daarnaast is een ander groot voordeel dat de gevolgen beperkt blijven tot de betreffende locatie.
Bij een holdingstructuur is het ook mogelijk dat een arts zijn of haar praktijkpand of andere waardevolle activa in de holding onderbrengt. Ontstaan er problemen in de praktijk-BV (de werkmaatschappij) en heeft de arts zich als bestuurder volgens de wet- en regelgeving gedragen, dan loopt de werkmaatschappij wel risico, maar het praktijkpand en andere waardevolle activa in de holding lopen minder risico.
Zo is het ook mogelijk om eventuele overtollige liquide middelen (oftewel: gelden die de arts-praktijkhouder niet nodig heeft voor de uitoefening van diens praktijk) in de holding onder te brengen en zo in de holding te sparen. Door deze liquide middelen in de holding te stoppen, loopt de arts minder risico bij problemen.
Het is mogelijk om geld aan de eigen holding over te dragen door een dividenduitkering vanuit de praktijk-BV naar de holding. Althans, als de arts-praktijkhouder daarmee niet de continuïteit van de praktijk-BV in gevaar brengt én er geen andere belemmeringen zijn om dividend uit te mogen keren. Om dit zeker te weten moet de arts een dividenduitkeringstoets te doen. Het is overigens wel zo verstandig om bij dividenduitkeringen een fiscaal adviseur te raadplegen.
Artsen die het voornemen hebben om te investeren in de praktijk, kunnen – indien nodig – het in de holding geparkeerde geld tegen zakelijke voorwaarden (met het stellen van zekerheden) aan de praktijk-BV uitlenen.
Voor artsen die in een samenwerkingsverband werken, door middel van een BV, is een holdingstructuur (waarbij elke partner een eigen holding heeft die aandelen houdt in de praktijk-BV) eveneens een goede oplossing. Hiervoor zijn verschillende redenen:
Een BV-structuur met meerdere BV’s kan ook belastingvoordelen opleveren. Wanneer de winst van de BV groter is dan € 200.000 dan stijgt het tarief over het meerdere met 5%. Bij meerdere BV’s is het mogelijk om de winst te spreiden en op die manier meerdere keren gebruik te maken van het tariefopstapje tot € 200.000, waardoor het mogelijk is om 5% vennootschapsbelasting te besparen over de winst bóven € 200.000.
Zoals al eerder aangegeven is het mogelijk om dividenduitkeringen aan de holding onbelast te doen als de uitkering onder de deelnemingsvrijstelling valt. Door liquiditeiten in de holding te parkeren, kan een arts deze middelen meer uit de risicosfeer halen. Mits deze arts minimaal 5% van de aandelen in een dochtermaatschappij bezit, betaalt hij of zij pas dividendbelasting (box II heffing) als deze vanuit de holding zichzelf privé dividend uitkeert.
Een arts met vermogen in box III kan ook belasting besparen door vanuit privé geld te storten in de eigen BV (als eigen vermogen), waardoor er een belastingbesparing plaatsvindt in box III. Dit kan als de arts meerdere BV’s heeft, maar het kan ook bij slechts één BV. Ook hierbij is het verstandig om met een adviseur te overleggen over mogelijke voor- en nadelen.
De keus voor meerdere BV’s en een optimale structuur is mede afhankelijk van de persoonlijke situatie, activiteiten en persoonlijke toekomstplannen van een arts.
Artsen die twijfelen over één of meerdere BV’s doen er goed aan om zich te laten adviseren. Een holdingstructuur bij de inbreng van de eigen praktijk in de BV kost doorgaans minder dan dat de arts achteraf van één BV naar meerdere BV’s gaat.
Bij een holdingstructuur dient elke BV ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel, een eigen administratie te hebben, evenals een aparte jaarrekening (met publicatie jaarrekening). Dit brengt ook extra kosten met zich mee.
Raadpleeg een adviseur over de hoogte van het eigen salaris. De hoogte van het salaris moet voldoen aan de wettelijke eisen, maar dient ook binnen de marges fiscaal optimaal te worden bepaald.
Artsen die dividend willen uitkeren doen er eveneens verstandig aan om een adviseur te raadplegen. Een dividenduitkering is niet altijd toegestaan. Ook is het verplicht om een dividenduitkeringstoets te doen en moet de uitkering worden vastgelegd in notulen.