3 juni 2019

In toenemende mate groeit in de praktijk het besef dat ook stichtingen en verenigingen te maken kunnen krijgen met de heffing van vennootschapsbelasting (VPB). Dat besef groeit ook omdat de belastingdienst haar controles bij stichtingen en verenigingen intensiveert. Dat leidt in veel gevallen alsnog met terugwerkende kracht tot VPB-heffing.

Wanneer VPB-plicht?

Een stichting is VPB-plichtig als zij een onderneming drijft dan wel dat zij in concurrentie treedt met andere belastingplichtigen. Uit ervaring weten wij dat in veel gevallen het nog niet zo eenvoudig is om vast te stellen of en zo ja over welke activiteiten VPB moet worden geheven. Als stichting of vereniging is het daarom raadzaam uw VPB-positie in beeld te laten brengen.

Generieke belastingvrijstelling

Is er sprake van VPB-plichtige activiteiten, dan is er mogelijk nog een belangrijke escape. Er geldt namelijk een generieke vrijstelling van € 15.000 per jaar dan wel van € 75.000 over het jaar en de vier daaraan voorafgaande jaren. Op basis van deze vrijstelling worden kleine winsten alsnog vrijgesteld van VPB-heffing. Deze vrijstelling werkt van rechtswege, u hoeft er dus niet apart om te verzoeken.

De fiscale valkuil

Maar let goed op! Bij de generieke vrijstelling wordt bij fluctuerende resultaten een verlies in enig jaar op nihil gezet. Dit kan betekenen dat winsten wel worden belast maar verliezen niet kunnen worden verrekend! De generieke vrijstelling kan ook leiden tot een afrekenmoment als daarvoor sprake was van VPB-plicht.

Fiscale planning bij verliesjaren

Belangrijk is dus dat stichtingen en verenigingen goed nadenken over de prognose van hun resultaten. Wordt een aantal jaren verlies verwacht, dan wordt niet direct gedacht aan VPB-heffing. Worden echter in de toekomst ook winsten verwacht, dan kan het dus voordelig zijn de generieke vrijstelling buiten werking te stellen. Daardoor worden verliezen immers veilig gesteld die kunnen worden verrekend met winsten. VPB-besparing is dan een feit.

Tijdig opteren voor VPB-plicht

Stichtingen en verenigingen doen er daarom goed aan zich de vraag te stellen of het zinvol is de generieke vrijstelling buiten werking te zetten. Dit kan door hiervoor een afzonderlijk verzoek te doen, uiterlijk gelijktijdig met het moment dat de inspecteur de definitieve aanslag over het desbetreffende jaar vaststelt. Een dergelijk verzoek geldt dan voor tenminste vijf jaar.

Twijfelt u of het buiten werking zetten van de generieke vrijstelling fiscaal aantrekkelijk is? Laat het weten! Graag denk ik even met u mee!

mr. A.A. (Arjan) van der Bok RB MB MFP

Mr. A.A. (Arjan) van der Bok RB MB MFP
Fiscalist
avdbok@vanreefc.nl