Invoering Wet bronbelasting 2021
Momenteel heft Nederland geen bronbelasting op uitgaande rente- en royaltystromen. Hierdoor kunnen Nederlandse vennootschappen worden gebruikt voor doorstroomactiviteiten naar landen met een laag belastingtarief. Met het wetsvoorstel Wet bronbelasting 2021 wil het kabinet deze vorm van belastingontwijking tegengaan.
Indien een onderneming gevestigd is in een laagbelastend land en renten of royalty’s ontvangt van een gelieerde partij, dan is deze ontvangende onderneming belastingplichtig voor de Wet bronbelasting 2021. Een land is laagbelastend als de winstbelasting minder bedraagt dan 9% of als het land is opgenomen in de geldende EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
Het tarief voor de bronheffing is het hoogst toepasbare tarief voor de vennootschapsbelasting, ofwel 21,7% (vanaf 2021). De vennootschap die een kwalificerend belang heeft in de laagbelaste dochtermaatschappij is inhoudingsplichtige voor de bronbelasting. Zij dient vanaf 1 januari 2021 uiterlijk op 31 januari 2022 aangifte te doen en de bronbelasting af te dragen over de rente en royalty’s die in 2021 zijn betaald aan deze dochtermaatschappij.
De Wet bronbelasting geldt op dezelfde manier indien de rente of royalty is toe te rekenen aan een zogenaamde vaste inrichting in een laagbelastend land.
Uitbreiding begrip vaste inrichting
Als onderdeel van het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) project is het Multilateraal Instrument (MLI) in het leven geroepen. Het MLI bevat bepalingen om winstverschuiving en belastingontwijking te voorkomen. Deze bepalingen kunnen vanaf 1 januari 2020 van toepassing zijn naast bestaande belastingverdragen, mits beide betreffende landen het MLI hebben geratificeerd.
Een van de bepalingen uit het MLI behandelt het begrip vaste inrichting. Deze bepaling is ruimer dan de formulering in veel belastingverdragen. Daardoor is eerder sprake van een vaste inrichting (ofwel buitenlandse vestiging) in het andere land. Onze nationale wet wordt per 1 januari 2020 in lijn gebracht met die bepaling uit het MLI. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat op basis van het verdrag of het MLI een vaste inrichting ontstaat in Nederland, terwijl volgens nationaal recht geen vaste inrichting aanwezig is. Daardoor ontstaat dubbele non-heffing, omdat Nederland niet kan heffen en het andere land niet mag heffen. Om geen risico te nemen op een mismatch, is het begrip vaste inrichting in de inkomstenbelasting en in de loonbelasting nu ook gelijkgetrokken met de vennootschapsbelasting.
Ook het hebben van een vaste vertegenwoordiger in een ander land kwalificeert sneller als vaste vertegenwoordiger. Dit is een van een onderneming afhankelijk natuurlijke persoon die in een ander land overeenkomsten sluit namens de onderneming, of over overeenkomsten onderhandelt, waarbij de onderneming de overeenkomsten ondertekent zonder significante wijzigingen. Het begrip vaste vertegenwoordiger wordt eveneens verruimd in de nationale wet.
Let op! Heeft u een werknemer in het buitenland die namens uw bedrijf verantwoordelijk is voor de buitenlandse markt, breng dan in kaart of deze werknemer kan kwalificeren als vaste vertegenwoordiger.
Aanscherping tonnageregime
Zeescheepvaartondernemingen kunnen gebruikmaken van de tonnageregeling, waarbij de winst uit zeescheepvaart forfaitair wordt berekend aan de hand van het draagvermogen van de schepen. De Europese Commissie (EC) heeft het tonnageregime aangemerkt als verenigbare staatssteun. Hiervoor is echter vereist dat de regeling voldoet aan de dynamische eisen van de EC. Om die reden dient Nederland komend jaar wijzigingen door te voeren in het tonnageregime.
Vanaf 1 januari 2020 zal de regeling worden aangescherpt op het gebied van tijd- of reischarter en het vlagvereiste. Voor niet-vervoerswerkzaamheden, ofwel activiteiten anders dan vervoer van zaken of personen in het internationale verkeerd over zee, wordt een winstplafond ingesteld van 50% van de totale jaarwinst.
Tip! Verricht uw scheepvaartonderneming niet-vervoerswerkzaamheden of exploiteert u schepen die varen met de vlag van een niet-EU-/-EER-land? Neem dan contact op met een van onze internationale belastingadviseurs om na te gaan of de wetswijziging gevolgen heeft voor uw bedrijf.
Afschaffing liquidatie- en stakingsverlies buiten EU/EER
Een moedermaatschappij kan het verlies op een deelneming in een dochtervennootschap in aftrek brengen onder de liquidatieverliesregeling als de dochter wordt ontbonden. Er is een wetsvoorstel ingediend om per 1 januari 2021 oneigenlijk gebruik te voorkomen en grondslaguitholling in Nederland tegen te gaan.
Door het wetsvoorstel kan de liquidatieverliesregeling alleen worden toegepast indien:
- de moeder een belang van naar verwachting 25% heeft in de dochter; en
- de dochter is gevestigd in de EU/EER; en
- de vereffening plaatsvindt binnen drie jaar nadat de deelneming is gestaakt.
De stakingsverliesregeling leidt ertoe dat een verlies in een buitenlandse onderneming aftrekbaar is van de Nederlandse winst. Deze regeling kan na invoering van het wetsvoorstel alleen nog worden toegepast indien:
- de belastingplichtige ophoudt winst te genieten in de andere staat binnen drie jaar nadat de buitenlandse onderneming geheel is gestaakt; en
- het verlies is geleden uit hoofde van een in een EU-/EER-staat gedreven onderneming; of
- het stakingsverlies minder bedraagt dan € 1 miljoen.
Met de beoogde aanpassingen is het niet langer mogelijk om een liquidatie- en stakingsverlies te nemen op deelnemingen en vaste inrichtingen buiten de Europese Unie/Europese Economische Ruimte. Ook wordt de planbaarheid van het liquidatie- en stakingsverlies beperkt.