Geldboetes en dwangsommen zijn niet aftrekbaar van de winst. Dat geldt ook voor de hiermee samenhangende kosten. Omdat hierover in de praktijk onduidelijkheid bestaat, heeft de Belastingdienst de aftrekbeperkingen verduidelijkt.
Geldboetes en dwangsommen zijn niet aftrekbaar van de winst. Dat geldt ook voor de hiermee samenhangende kosten. Omdat hierover in de praktijk onduidelijkheid bestaat, heeft de Belastingdienst de aftrekbeperkingen verduidelijkt.
Uit de verduidelijking blijkt dat het tijdstip van opleggen van de geldboete van belang is. De kosten die zijn gemaakt vóór het opleggen van een geldboete zijn namelijk wel aftrekbaar. Hetzelfde geldt voor kosten die zijn gemaakt vóórdat een dwangsom verbeurd is verklaard.
Sommige werkgevers beschikken over een eigen juridische dienst. Als deze dienst zich ook bezighoudt met opgelegde geldboetes en verbeurd verklaarde dwangsommen, zijn ook deze kosten niet aftrekbaar.
De Belastingdienst maakt duidelijk dat het gaat om alle kosten die verband houden met de geldboetes en verbeurd verklaarde dwangsommen. Dit moet ruim worden uitgelegd en ziet dus ook op indirecte kosten, maar de fiscus gaat niet letten op kleinigheden. Ook moeten de kosten duidelijk traceerbaar zijn.
De uitleg maakt duidelijk dat kosten zo nodig zullen moeten worden gesplitst, als een eigen afdeling zich ook bezig houdt met zaken die niet samenhangen met opgelegde geldboetes of verbeurd verklaarde dwangsommen. Hiervoor bestaan geen vaste regels en moet naar inzicht van de inspecteur zo goed mogelijk gebeuren.
Lees hier het volledige bericht.
De Centrale Raad voor Beroep (CRvB) heeft geoordeeld dat na de wetswijziging op 1 januari 2022 het UWV voorschotten op de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor een zieke medewerker in rekening mocht brengen
Het kabinet stelt in het Belastingplan 2025 voor om de vervoerkosten in verband met ziekte te wijzigen. Onlangs is besloten om deze wijzigingsvoorstellen iets te verruimen op het gebied van
In 2025 wordt de kinderopvangtoeslag voor middeninkomens verhoogd. Gezinnen waarvan het inkomen tussen ongeveer € 29.400 en € 159.200 per jaar ligt, krijgen daardoor een groter deel van de kinderopvang