23 januari 2018

Minister Slob (onderwijs) stelt geen maximum aan de financiële reserves voor samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Dat schrijft hij in een antwoord op vragen van Tweede Kamerlid Lisa Westerveld (GroenLinks). De PO-Raad vindt dit een goede zaak, want hiermee doet hij recht aan de verschillen in de risico’s en de omvang van de samenwerkingsverbanden. Wel is de sectororganisatie van mening dat de sector moet werken aan betere verantwoording van de middelen voor passend onderwijs.

Verantwoording

Op advies van een werkgroep bestaande uit een aantal samenwerkingsverbanden, schoolbesturen, sectorraden, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Inspectie van het Onderwijs heeft minister Slob een aanpassing doorgevoerd in de regelgeving ten aanzien van samenwerkingsverbanden. Deze wijziging heeft gevolgen voor de verantwoording via het jaarverslag van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Hiermee wil de minister voorkomen dat de samenwerkingsverbanden de baten en lasten op verschillende manieren verantwoorden in de jaarrekening.

Verscheidenheid samenwerkingsverbanden

Verder schrijft de minister aan de Kamer dat het beeld dat geschetst wordt over de flinke overschotten van de samenwerkingsverbanden geen recht doet aan de verscheidenheid: de samenwerkingsverbanden verschillen in omvang, inrichting en beleidsvoerend vermogen (afhankelijk van het organisatorisch model). Juist vanwege die verschillen is het niet wenselijk om grenzen te stellen aan de reserves.

De PO-Raad is van mening dat goed financieel management in de context van de samenwerkingsverbanden betekent: het managen van de beschikbare middelen zodat leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte passend onderwijs krijgen. Niet alleen vandaag, maar ook in de toekomst. Daarom is het belangrijk de juiste balans te vinden tussen het opbouwen van de benodigde reserves en het maximaal inzetten van de publieke middelen ten behoeve van leerlingen die extra aandacht nodig hebben.

Bron: www.poraad.nl

Meer nieuwsitems