Op 5 april 2024 heeft de Minister van OCW een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de herijking van het funderend onderwijs. Volgens de minister staat de kwaliteit van het funderend onderwijs onder druk en moeten er maatregelen getroffen worden om het tij te keren.
De minister constateert problemen op vijf terreinen:
Om tot een oplossing te komen zijn fundamentele keuzes nodig om te sturen op het funderend onderwijs. Er zijn heldere keuzes nodig op het terrein van zeggenschap, bekostiging, samenwerking versus concurrentie en arbeidsvoorwaardenvorming.
Om deze problemen het hoofd te bieden zijn er door het ministerie drie scenario’s bedacht:
In scenario A verandert er relatief weinig. Het bestuur is verantwoordelijk voor zowel de maatschappelijke opdracht als de onderwijskwaliteit. De bekostiging en de zeggenschap daarover (allocatie van middelen) blijft op het niveau van schoolbestuur liggen.
Bij scenario B wordt een scheiding aangebracht tussen de maatschappelijke opdracht, die bij het bestuur ligt en de onderwijskwaliteit. Ook krijgt de overheid een grotere rol in de sturing. De positie van de schoolleider wordt versterkt ten opzichte van het bestuur. Qua bekostiging komt er een einde aan de lumpsum in zijn huidige vorm. Er komen normen voor de besteding van de lumpsum. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht een aan minimaal percentage van de lumpsum dat aan personele kosten moet worden besteed. Ook overweegt het ministerie om het instrument van ‘gerichte bekostiging’ in te zetten. Dit is een vorm van bekostiging waarbij deze verplicht besteed moet worden aan bepaalde doelen.
In scenario C richt al het beleid van de overheid zich op schoolniveau. Elke school wordt geleid door een directeur-bestuurder en de bekostiging vindt op schoolniveau plaats. Qua zeggenschap is er geen plaats meer voor besturen met meerder scholen onder zich. Ook vindt de bekostiging op schoolniveau plaats. De schaalvergroting in het funderend onderwijs die de afgelopen decennia heeft plaats gevonden, wordt hiermee volledig teruggedraaid.
De minister heeft een nadrukkelijke voorkeur voor scenario B. Als Van Ree Accountants zien wij in dit scenario wel enkele belangrijke nadelen en aandachtspunten:
Uiteindelijk is het aan de Tweede Kamer op welk scenario de keuze valt. Wij houden u graag op de hoogte. Neem gerust contact met ons op als er vragen zijn.
Vanmorgen was er een rondetafelgesprek. Kamerleden stelden vragen aan de Belastingdienst en andere betrokken partijen. Zo verzamelden zij informatie van experts. Het onderwerp van de vragen was de handhaving van
Schijnzelfstandigen, schijn-zzp’ers of nep-zzp’ers. Allemaal namen voor dezelfde groep. Schijnzelfstandig zijn betekent dat iemand een zelfstandige (zzp’er) lijkt, maar het niet is volgens de Belastingdienst. Een verkapt dienstverband dus. Als
Het huidige kabinet heeft de inkomensonafhankelijke (bijna) gratis kinderopvang uitgesteld tot 2027. Vooruitlopend daarop wordt de kinderopvangtoeslag in 2025 en 2026 stapsgewijs verhoogd. Nadat het voorstel eerder in internetconsultatie is