In de praktijk blijkt er soms onduidelijkheid te bestaan over de vraag of spaarrekeningen als een belegging in de zin van de “Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016” worden aangemerkt. Hiermee hangt ook de toets samen of de financiële instelling bij wie een spaarrekening wordt aangehouden, voldoet aan de minimale rating eisen.
In de oude regeling (tot juni 2016) bestond er geen expliciete duidelijkheid over deze vraag. Met de wijziging van de regeling in juni 2016 heeft de wetgever expliciet deze onduidelijkheid weggenomen: In de toelichting van de minister bij de publicatie van de regeling in de Staatscourant staat in de toelichting op artikel 1 (definities) vermeld: Beleggingen zijn uitzettingen van middelen die tijdelijk niet benodigd zijn om aan lopende financiële verplichtingen te voldoen. Hierbij kan men denken aan: obligaties, alle vormen van spaartegoeden en deposito’s.
Hiermee is duidelijk dat de spaarrekening onder de werking van de regeling valt en als een ‘belegging’ moet worden aangemerkt die aan de rating eisen moet voldoen.
Vanmorgen was er een rondetafelgesprek. Kamerleden stelden vragen aan de Belastingdienst en andere betrokken partijen. Zo verzamelden zij informatie van experts. Het onderwerp van de vragen was de handhaving van
Vanaf 2025 handhaaft de Belastingdienst weer actief bij schijnzelfstandigheid. Schijnzelfstandigheid betekent dat een zzp’er geen echte zzp’er is. Door de handhaving is de periode van aanwijzingen geven voorbij. Dit heeft
Het huidige kabinet heeft de inkomensonafhankelijke (bijna) gratis kinderopvang uitgesteld tot 2027. Vooruitlopend daarop wordt de kinderopvangtoeslag in 2025 en 2026 stapsgewijs verhoogd. Nadat het voorstel eerder in internetconsultatie is