Door de Onderwijsinspectie is het rapport de Staat van het Onderwijs 2023 gepubliceerd. Een interessant rapport met observaties over de breedte van de sector. Onderdeel hiervan zijn de bedrijfsvoering en de financiële staat van onderwijsinstellingen. De observaties op het gebied van financiën zijn onderbouwd en toegelicht in een onderliggend technisch rapport. Wij lichten een aantal algemene ontwikkelingen toe. Daarna geven wij u een overzicht van de opvallende punten voor de verschillende sectoren:
In de hoofdlijnen zijn op het gebied van onderwijsfinanciën een aantal ontwikkelingen specifiek benoemd die wij in onze praktijk erg vaak tegen komen en herkennen als belangrijke aandachtspunten. De aandachtspunten gelden in de eerste plaats voor de schoolbesturen zelf, maar naar onze mening zeker niet minder voor de beleidsmakers op het ministerie en de politiek:
De vermogenspositie gemeten aan de hand van het kengetal solvabiliteit laat een zeer stabiel beeld zien en schommelt tussen de 71% en 74%. Afgezet tegen de signaleringswaarde van 30% is sprake van een ruime solvabiliteitspositie. Op grond van de meerjarenbegroting is de verwachting dat dit beeld ook stabiel blijft.
De liquiditeitspositie laat in de loop van de jaren een licht dalende trend zien van 2,75 naar 2,4 in 2020, waarbij in 2021 weer een stijging is waar te nemen. De toekomstige trend is weer licht dalend.
De rentabiliteit is in de loop van de jaren heel wisselend geweest. Wel is in 2021 een forse uitschieter zichtbaar door de toekennen van de NPO-gelden.
Voor het (voortgezet) speciaal onderwijs is in hoofdlijn dezelfde ontwikkeling zichtbaar als voor het primair onderwijs: een heel stabiele solvabiliteit en een licht dalende liquiditeit. Afwijkend van het primair onderwijs valt op dat de rentabiliteit in de afgelopen jaren steeds positief is geweest (op een hele kleine negatieve uitzondering in 2020 na). Ook in deze sector is de piek van 2021 duidelijk zichtbaar.
Het voortgezet onderwijs kent ook een stabiele solvabiliteit. Zowel in de achterliggende jaren, als in de komende jaren. In deze sector is de liquiditeitspositie wel wat stabieler, en in de jaren 2019 en 2021 zelfs licht toegenomen. De rentabiliteit kent een iets kleinere bandbreedte dan het primair onderwijs en blijft, op 2021 na, tussen -0,1 en 2,0. Voor de komende jaren wordt negatief begroot.
Bij samenwerkingsverbanden is op het gebied van solvabiliteit een licht dalende trend te zien. Bij SWV PO is de trend, zij het nog altijd beperkt, iets sterker dan bij SWV VO. In het PO daalt de solvabiliteit van 74% naar 66%, in het VO van 79% naar 76%.
In de liquiditeitsposities is een sterke daling zichtbaar. Daarbij moet opgemerkt worden dat het startpunt in 2017 erg hoog lag: bij SWV PO was de current ratio 3,9 en bij SWV VO 4,6. Eind 2021 is dat gedaald naar respectievelijk 2,9 en 3,9. Voor de komende jaren wordt een verdere daling voorzien. Dit ligt ook in de lijn der verwachtingen vanwege de sectorplannen om het vermogen af te bouwen. Want afbouw van het vermogen kan feitelijk alleen kan gebeuren door tekorten in de exploitatie. Als gevolg hiervan zal ook sprake zijn van een negatieve kasstroom.
Op het vlak van solvabiliteit is in het mbo ook een stabiele positie te zien. Wel is het iets lager dan in de hiervoor genoemde sectoren. In het mbo ligt de solvabiliteit rond 62%. Daar blijft het ook de komende jaren liggen.
Ook de liquiditeit ligt, wel stabiel, lager en beweegt zich tussen 1,2 en 1,6. Op dit vlak wordt een lichte daling voorzien naar 1,1 in 2024.
De rentabiliteit is, met de gebruikelijke piek in 2021, weer hoger dan in de voorgaande sectoren. Hierbij is 2017 het minst rendabele jaar geweest met een rentabiliteit van 0,17. In de jaren erna bewoog dit rond 1,5. Voor 2022 en verder is eerst een tekort voorzien, en daarna een resultaat van ongeveer nihil.
Het algemene beeld van de sector hbo geeft een stabiele ontwikkeling weer op het gebied van solvabiliteit en liquiditeit. De solvabiliteit ligt op 52% en de current ratio op 1,1. Op het punt van de liquiditeit wordt wel een daling verwacht tot 2024 naar 0,85.
De resultaten in het hbo fluctueren jaarlijks behoorlijk van lichte tekorten in het ene jaar tot een rentabiliteit van 2,6% in het volgende jaar. Voor 2022 tot 2024 worden wel steeds tekorten in de exploitatie begroot.
Het beeld en de ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderwijs zijn vergelijkbaar met die in het hbo. De solvabiliteit ligt op ongeveer 54% en blijft stabiel. De liquiditeit ligt op 1,0 maar daalt richting 2024 wel hard naar 0,52. De bandbreedte van de rentabiliteit was de afgelopen jaren iets kleiner: tussen 0,9% en 2,5% (inclusief het piekjaar 2021). Ook hier zijn tot 2024 exploitatietekorten begroot.
Als marktleider in het onderwijs kennen wij de uitdagingen waar u voor staat. In onze gesprekken met het ministerie van OC&W vragen wij hier aandacht voor. Heeft u voor uw onderwijsinstelling vragen over een meerjarenbegroting, de verschillende geldstromen, de afbouw van reserves of het vormgeven van intern toezicht? Neem contact met ons op.
mr. drs. G.J. (Gerlof) de Jong RA
gdjong@vanreeacc.nl
Vanmorgen was er een rondetafelgesprek. Kamerleden stelden vragen aan de Belastingdienst en andere betrokken partijen. Zo verzamelden zij informatie van experts. Het onderwerp van de vragen was de handhaving van
Schijnzelfstandigen, schijn-zzp’ers of nep-zzp’ers. Allemaal namen voor dezelfde groep. Schijnzelfstandig zijn betekent dat iemand een zelfstandige (zzp’er) lijkt, maar het niet is volgens de Belastingdienst. Een verkapt dienstverband dus. Als
Het huidige kabinet heeft de inkomensonafhankelijke (bijna) gratis kinderopvang uitgesteld tot 2027. Vooruitlopend daarop wordt de kinderopvangtoeslag in 2025 en 2026 stapsgewijs verhoogd. Nadat het voorstel eerder in internetconsultatie is