26 maart 2019

Bedragen vrijwilligersvergoeding

Naast de voorwaarde dat de vrijwilligersvergoeding niet marktconform mag zijn, is ook de niet-marktconforme vergoeding begrensd. De vrijwilliger wordt slechts dan niet als ‘werknemer’ in de zin van de loonbelasting beschouwd, als de ontvangen vergoedingen of verstrekkingen niet uitkomen boven een gezamenlijke waarde van maximaal € 170 per maand (2019) en maximaal € 1.700 per kalenderjaar (2019). Zodra één van deze grensbedragen wordt overschreden, is de vrijstelling niet van toepassing.

Als de totale vergoeding meer bedraagt dan € 170 per maand of € 1.700 per kalenderjaar, zal de arbeidsverhouding van de vrijwilliger altijd moeten worden getoetst aan de wettelijke bepalingen inzake de echte dienstbetrekking (loon, persoonlijke arbeid en gezag) en vervolgens de fictieve dienstbetrekkingen.

Bij kostenvergoedingen boven de normbedragen, kan de Belastingdienst ook de verantwoording van gemaakte kosten opvragen (declaraties, bonnetjes e.d.). Dit zal men bij vergoedingen binnen de normbedragen niet doen.

Voorwaarden vrijwilliger

Om te kwalificeren voor de vrijwilligersregeling in de loonbelasting, geldt een aantal voorwaarden.
Er moet sprake zijn van ‘niet beroepsmatig verrichte arbeid’. Een belangrijke toets daarvoor is de beloning: is die marktconform, dan zal (in de visie van de fiscus) eerder sprake zijn van beroepsmatig verrichte arbeid. Is de beloning lager dan marktconform, dan is de arbeid niet ‘beroepsmatig verricht’. Als handvat gelden norm-uurbedragen van € 5 resp. € 2,75, afhankelijk van leeftijd. Blijft men binnen de norm, dan wordt de beloning geacht niet marktconform te zijn – dus de arbeid niet beroepsmatig – waarmee aan de eerste voorwaarde voor vrijstelling van loonheffingen is voldaan. Bedraagt de uurvergoeding meer dan de normbedragen of is geen sprake van een vergoeding op uurbasis, dan zal op een andere wijze aannemelijk gemaakt moeten worden dat geen sprake is van een marktconforme beloning.

Staat vast dat sprake is van niet beroepsmatig verrichte arbeid, dan moet de totale vergoeding voor toepassing van de vrijwilligersregeling vervolgens binnen maand- en jaarnormbedragen blijven: € 170/maand € 1.700/jaar. Zo kan het zijn dat de beloning voor ‘niet-beroepsmatig verrichte arbeid’ (lage uurvergoeding) toch niet vrijgesteld is onder de vrijwilligersregeling. Dit geldt bijvoorbeeld als er teveel uren gemaakt worden. Dat betekent dan niet per se dat de vergoeding voor de loonheffing belastbaar is, maar er moet verder getoetst worden of sprake is van (fictieve) dienstbetrekking. Als de vergoeding uitsluitend gemaakte kosten dekt, zou daarvan geen sprake zijn (geen loon).

Vrijwilliger in de inkomstenbelasting

Om te voorkomen dat de vrijwilliger, die onder de vrijwilligersregeling loonbelasting valt, toch nog in de inkomstenbelasting (resultaat uit overige werkzaamheden) wordt belast, is in art. 3.96, onderdeel c, Wet IB 2001 bepaald dat deze geen resultaat uit overige werkzaamheden geniet. Dit geldt echter slechts als het totaal van de vergoedingen binnen de grenzen blijft van € 170/€ 1.700. Doet men vrijwilligerswerk voor meerdere organisaties, waarbij per organisatie de vrijwilligersregeling mag worden toegepast omdat men per organisatie binnen de normen blijft, dan zal toch heffing van inkomstenbelasting kunnen optreden.

Werknemersverzekeringen

Voor de toepassing van de werknemersverzekeringen geldt dezelfde vrijwilligersregeling als in de loonbelasting, aldus vastgelegd in art. 6, lid 1, ZW, art. 6, lid 1, WW en art. 6, lid 1, WAO. Er geldt dus geen verzekeringsplicht voor de voor de loonbelasting kwalificerende vrijwilliger.

Bron: SRA

Meer nieuwsitems