4 mei 2022

De afgelopen periode heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan. Het betreft het verjaren van verrekeningen van in mindering te brengen uitkeringen die bij PO-instellingen ten laste van de bekostiging worden gebracht door DUO. In dit artikel leest u wat deze uitspraak voor u kan betekenen.

Verjaringstermijn vorderingen OCW

Veel instellingen hebben nog te maken met oude uitkeringen door het UWV. Het gaat om uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet of WWplus (bovenwettelijke uitkeringen) aan voormalige medewerkers. Voor een deel van deze uitkeringen geldt geen vergoeding door het Participatiefonds. OCW verrekent dit deel van de uitkeringen met de bekostiging.

In het geschil stond deze vraag centraal:

Of zeer oude vorderingen die na verloop van jaren ineens werden verrekend, terecht nog bij het schoolbestuur in rekening zijn gebracht
Of dat de wettelijke verjaringstermijn van 5 jaar die geldt voor dergelijke vorderingen, ook op de in mindering te brengen uitkeringen van toepassing is.

Het antwoord op die vraag is simpelweg: ja. De verjaringstermijn geldt ook voor de in mindering te brengen uitkeringen.

Begin van de verjaringstermijn

Nu restte nog een tweede belangrijke vraag. Namelijk op welk moment de verjaringstermijn is begonnen. OCW verrekent namelijk de uitkeringen, terwijl de uitkering wordt gedaan door de uitkeringsinstanties UWV of WWplus. Het ministerie is voor het moment waarop de verrekening wordt uitgevoerd dus afhankelijk van de aangeleverde informatie van de uitkeringsinstanties. De Hoge Raad is van mening dat het voor de partij die de vordering in moet stellen van belang is dat zij ook bekend is met het moeten instellen van de vordering voordat de verjaringstermijn gaat lopen.

De rechtbank heeft daarom bepaald dat een redelijke wetsuitleg met zich meebrengt dat de verjaringstermijn begint op het moment dat de uitkering(en) zijn betaald aan de gewezen medewerker.

Betaalmoment is uitgangspunt

Voor het bepalen van de schuld of voorziening voor nog te verrekenen uitkeringen is het bepalen van de betaalmoment dus van belang. Het betaalmoment blijft in alle gevallen het uitgangspunt van de verjaringstermijn. Ook als er sprake is van nabetaling van uitkeringen die betrekking hebben op een eerdere periode. Het betaalmoment blijkt uit de gegevens die onderwijsinstellingen bij de uitkeringsinstanties kunnen downloaden. Het is voor onderwijsinstellingen die te maken hebben met achterstanden van nog te verrekenen uitkeringen daarom van belang om inzichtelijk te hebben wanneer de uitkeringen aan ex-medewerkers zijn gedaan. Met behulp van deze gegevens kunt u vervolgens bepalen voor welke bedragen nog verrekening volgt. Deze gegevens kunnen ook behulpzaam zijn bij het maken van bezwaar tegen verrekenende uitkeringen die inmiddels al verjaard zijn.

Meer nieuwsitems