Het bestuur van het Participatiefonds heeft het reglement voor het schooljaar 2018-2019 vastgesteld. Een belangrijke wijziging is de wijziging van artikel 4:3 van dit reglement. Deze wijziging gaat in per 1 januari 2019 en houdt in dat een pro forma ontbinding door de kantonrechter op grond van artikel 4:3 niet meer voldoet om de uitkering voor vergoeding in aanmerking te doen komen, maar dat er bij toepassing van artikel 4:3 sprake moet zijn van een ‘inhoudelijke procedure op tegenspraak’. Wij adviseren scholen in het primair onderwijs dringend hiermee rekening te houden. De overige gronden voor een vergoeding blijven bestaan. Wij adviseren u de voorwaarden voor een vergoeding goed in acht te nemen (voor het bijzonder onderwijs hoofdstuk 4 van het reglement en voor het openbaar onderwijs hoofdstuk 5).
Het Participatiefonds geeft onderstaande toelichting op de wijziging van artikel 4.3.
Het bestuur van het Participatiefonds heeft besloten tot een aanpassing van artikel 4:3 van het reglement. Met deze aanpassing voorkomen we dat vergoedingen onterecht ten laste van het collectief plaatsvinden en uiteindelijk een premieverhogend effect hebben. We lichten dit kort toe.
Een groot aantal vergoedingsverzoeken, die zien op de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, wordt ingediend op grond van artikel 4:3 van het Reglement Participatiefonds. Dit artikel is daar echter niet voor bedoeld.
Artikel 4:3 heeft betrekking op ontbinding van een arbeidsovereenkomst door de kantonrechter. Juridisch gezien – of om een recht op WW te kunnen krijgen – is het niet noodzakelijk deze beëindigingen met wederzijds goedvinden door de rechter te laten bekrachtigen. Voor gebruik van artikel 4:3 moet er namelijk daadwerkelijk sprake zijn van een inhoudelijke procedure op tegenspraak. Het aangepaste artikel 4:3 vermeldt dit expliciet.
Na de wijziging van het artikel gaat het Participatiefonds daar voortaan op toetsen, op grond van de ontbindingsuitspraak, het verzoekschrift en het verweerschrift dat een schoolbestuur moet aanleveren bij het vergoedingsverzoek.
De wijziging gaat per 1 januari 2019 in. Daarmee houdt het Participatiefonds rekening met mogelijke dossiervorming en de looptijd van huidige procedures en willen we werkgevers in staat stellen hun bedrijfsvoering aan te passen.
Is er sprake van een beëindiging met wederzijds goedvinden op grond van formatieve omstandigheden, dan kan de werkgever de artikelen 4:37 t/m 4:43 (bijzonder onderwijs) en 5:47 t/m 5:43 (openbaar onderwijs) gebruiken.
Bron: www.participatiefonds.nl
Vanmorgen was er een rondetafelgesprek. Kamerleden stelden vragen aan de Belastingdienst en andere betrokken partijen. Zo verzamelden zij informatie van experts. Het onderwerp van de vragen was de handhaving van
Schijnzelfstandigen, schijn-zzp’ers of nep-zzp’ers. Allemaal namen voor dezelfde groep. Schijnzelfstandig zijn betekent dat iemand een zelfstandige (zzp’er) lijkt, maar het niet is volgens de Belastingdienst. Een verkapt dienstverband dus. Als
Het huidige kabinet heeft de inkomensonafhankelijke (bijna) gratis kinderopvang uitgesteld tot 2027. Vooruitlopend daarop wordt de kinderopvangtoeslag in 2025 en 2026 stapsgewijs verhoogd. Nadat het voorstel eerder in internetconsultatie is