De laatste jaren nemen wij in het primair onderwijs de beweging waar dat steeds meer onderwijsinstellingen eigen risicodrager worden voor ziektevervanging en niet langer zijn aangesloten bij het Vervangingsfonds. Bij veel van deze onderwijsinstellingen komt dit niet zozeer door het lage ziekteverzuim, maar veel meer door de beperkte mogelijkheid om bij ziekte vervanging in te zetten. In tegenstelling tot een reguliere ziekteverzuimverzekering vergoedt het Vervangingsfonds namelijk niet de kosten van de zieke medewerker, maar de kosten van de vervanging. Vanwege het huidige lerarentekort is vervanging echter niet vanzelfsprekend. Als er al vervanging kan worden gevonden is dat veelal vervanging door een niet bevoegde leerkracht waarvoor de vervangingskosten nauwelijks voor declaratie in aanmerking komen. Bij vervanging door inhuur liggen de kosten van de vervanging, vanwege de hoge tarieven van uitzendbureau’s, veelal hoger dan de vergoeding.
Het Vervangingsfonds kent een zogenaamde bonus-malus regeling, waarbij er een financiële afrekening plaatsvindt op basis van de verhouding tussen de betaalde premie en de gedeclareerde vervangingskosten. Een structurele bonus kan een indicatie zijn dat het voor de onderwijsinstelling verstandiger is om eigen risicodrager te worden. Enige voorzichtigheid met deze conclusie is echter wel op zijn plaats. Een structurele bonus kan namelijk ook een indicatie zijn dat het declaratieproces niet op orde is. Met andere woorden: “Niet alle vervangingskosten die kunnen worden gedeclareerd worden ook daadwerkelijk gedeclareerd”. Vanuit de praktijk hebben wij de ervaring dat het indienen van declaraties een bewerkelijk proces is, zeker als het om de handmatige declaraties (na-declaratietool) gaat. Ook zijn niet alle onderwijsinstellingen goed op de hoogte van specifieke voorwaarden zoals opgenomen in het Reglement van het Vervangingsfonds. Wij geven u enkele voorbeelden:
Naar onze mening kunt u een beslissing over eigen risicodragerschap pas voldoende onderbouwd nemen, wanneer het declaratieproces op orde is.
Overigens is de verwachting dat het Vervangingsfonds binnen enkele jaren eindigt. Het wetvoorstel hiertoe is in najaar 2021 reeds aangenomen door de tweede en eerste kamer. De minister streeft naar een ingangsdatum in 2023. Voor kleine besturen komt er naar verwachting een vangnetbepaling.
Prinsjesdag 2025: wat betekent dit voor het onderwijs? Op Prinsjesdag presenteerde het kabinet de Miljoenennota en het Belastingplan 2026. Het kabinet is demissionair. Dit betekent dat het lopende zaken
De dag vóór Prinsjesdag is een kamerbrief gepubliceerd. Hierin worden plannen toegelicht voor een nieuw financieringsstelsel. Hoewel de geplande ingangsdatum 2029 is, leiden de voorstellen al tot discussies. Wij lichten
Het einde van het jaar 2025 nadert met rasse schreden. Kinderopvang is arbeidsintensief waardoor een groot deel van de kosten uit loonkosten bestaat. Dit betekent ook dat een kinderopvangorganisatie relatief