De Regeling nadere voorschriften met betrekking tot de verrekening van uitkeringskosten is aangepast in verband met het toevoegen van de samenwerkingsverbanden.
Per 1 januari 2019 zijn voor samenwerkingsverbanden de voorschriften voor het vergoeden van kosten van werkloosheidsuitkeringen, suppleties inzake arbeidsongeschiktheid en uitkeringen wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet (hierna: uitkeringskosten) verruimd. Het gaat om artikel 96n van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO, zie Stb. 2018, 12) en artikel 15f van het Bekostigingsbesluit WVO (Stb. 2018, 177). De nadere voorschriften voor het verrekenen van de uitkeringskosten zijn opgenomen in de Regeling verrekening uitkeringskosten VO (hierna: de regeling). Om de regeling in overeenstemming te brengen met de WVO en het bekostigingsbesluit, was een aantal redactionele wijzigingen nodig.
Tot 1 januari 2019 golden de voorschriften voor het vaststellen, inhouden en verrekenen van uitke-ringskosten uitsluitend voor het bevoegd gezag van de scholen. Met het wijzigen van de WVO en het Bekostigingsbesluit WVO gelden ze ook voor de samenwerkingsverbanden. Samenwerkings-verbanden dragen niet bij aan het collectieve deel (75 procent). Zij betalen dus alleen het individuele deel (25 procent) indien zij uitkeringskosten maken. Hiervoor is gekozen, omdat de samenwerkingsverbanden indirect al bijdragen aan het collectieve deel. De samenwerkingsverban-den zijn namelijk samengesteld uit bevoegd gezag organen en zijn verantwoordelijk voor het verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en -voorzieningen onder en aan de scholen. Als samenwerkingsverbanden zouden moeten bijdragen aan het collectieve deel, zouden de bevoegd gezag organen indirect dus dubbel betalen. Bovendien is het niet de bedoeling dat de voorschriften invloed hebben op hun personeelsbeleid, omdat de financiële risico’s te groot zouden zijn. Het is onwenselijk dat een impuls ontstaat om personeel sneller op detacheerbasis in plaats van in vaste dienst te nemen.
Bron: www.overheid.nl
Prinsjesdag 2025: wat betekent dit voor het onderwijs? Op Prinsjesdag presenteerde het kabinet de Miljoenennota en het Belastingplan 2026. Het kabinet is demissionair. Dit betekent dat het lopende zaken
De dag vóór Prinsjesdag is een kamerbrief gepubliceerd. Hierin worden plannen toegelicht voor een nieuw financieringsstelsel. Hoewel de geplande ingangsdatum 2029 is, leiden de voorstellen al tot discussies. Wij lichten
Het einde van het jaar 2025 nadert met rasse schreden. Kinderopvang is arbeidsintensief waardoor een groot deel van de kosten uit loonkosten bestaat. Dit betekent ook dat een kinderopvangorganisatie relatief