4 februari 2021

Het is inmiddels een veelbesproken onderwerp: de verwerking van de voorziening groot onderhoud bij onderwijsinstellingen. Alles draaide de afgelopen 2 jaar rond een op te stellen, en later nog te publiceren rapport hierover van een werkgroep met het ministerie OCW. Wij hebben deelgenomen aan deze werkgroep. Het rapport is vorige week eindelijk gepubliceerd en voorzien van een beleidsreactie.

Kort samengevat:

  • Het moet heel helder zijn wat de verdeling is tussen uitgaven door de gemeente en door het schoolbestuur, ook en misschien juist voor uitgaven in het kader van duurzaamheid en uitvoering van het klimaatakkoord. Op dit punt wordt nagedacht over nieuwe regelgeving.
  • Meerjaren onderhoudsplannen moeten beleidsrijker worden. Dat betekent dat ze realistischer, praktischer en vaak dunner worden is de ervaring. Hier is wel specifieke kennis voor nodig bij de schoolbesturen.
  • De omvang van de voorziening wordt bepaald op basis van de methode met waardering per onderhoudscomponent per gebouw, gekoppeld aan de onderhoudscyclus van elk afzonderlijk onderhoudscomponent en dus niet meer op basis van een benadering waarbij verschillende panden en alle onderhoudscomponenten bij elkaar genomen worden en er gemiddeld genomen voldoende middelen in de voorziening zijn opgenomen.
  • Schoolbesturen krijgen 2 jaar extra de tijd om over te stappen op de gewenste verslaggevingsperiodiek. De voor de jaarrekeningen 2020 nog geldende overgangsregeling voor instellingen die al gebruik maken van een voorziening groot onderhoud wordt dus verlengd. Concreet betekent dit dat uiterlijk in de begroting over 2023, en daarmee ook in de jaarrekening 2023 bij elke instelling de gewenste methodiek gebruikt moet worden.

Het rapport is gepubliceerd in combinatie met het jaarlijkse rapport ‘Financiële staat van het Onderwijs 2019’. Lees meer in  beide rapporten en de beleidsreactie daarop van minister Slob.

U bent welkom voor advies of een nadere toelichting. Neem gerust contact met ons op.

Meer nieuwsitems