Vrijdag 21 januari jl. heeft de Hoge Raad voor een cliënt van ons kantoor een belangrijke uitspraak gedaan omtrent de VPB-plicht. Wat speelde er in deze zaak? Fiscalist Arjan van der Bok stond deze cliënt bij en licht e.e.a. graag nader toe.
De casus
Een beroepsvereniging is in 2010 opgericht en heeft tot en met 2012 een fiscale cumulatieve winst gerealiseerd van ca. € 70.000. De Belastingdienst heeft het standpunt ingenomen dat de fiscale winst over het jaar 2012 in de VPB-heffing moet worden betrokken. De Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat de 2e winstgrens van art. 6 wet VPB (€ 75.000) in de situatie van een stichting of vereniging met minder dan vijf boekjaren pro rata moet worden berekend. Alsdan is volgens de Belastingdienst sprake van een maximale winstgrens in 2012 van € 45.000 (3/5 x € 75.000). Namens deze beroepsvereniging heeft Van Ree Accountants eerst bezwaar aangetekend. Dit bezwaar is door de Belastingdienst afgewezen waarna namens de beroepsvereniging beroep is aangetekend bij Rechtbank Arnhem. Uiteindelijk mag de Hoge Raad het laatste oordeel vellen.
De onderliggende rechtsvraag
Rechtbank Arnhem merkte het tijdens de zitting reeds op: Van Ree Accountants heeft in deze casus een nog onbeantwoorde rechtsvraag opgeworpen die van groot belang is voor de fiscale praktijk binnen stichtingen en verenigingen. De centrale vraag is of er op basis van de wet en de wetsgeschiedenis aanleiding bestaat de 2e winstgrens ad € 75.000 pro rata te berekenen. De Belastingdienst kiest voor deze benadering op grond van een gepubliceerd beleidsbesluit door het Ministerie van Financiën.
Om deze rechtsvraag te begrijpen is van belang dat ik kort de fiscale regelgeving hieromtrent toelicht. Art. 6 wet VPB regelt namelijk dat stichtingen en verenigingen in het geval zij een onderneming drijven van VPB-heffing zijn vrijgesteld indien op jaarbasis de winst lager is dan € 15.000 (1e winstgrens) dan wel lager is dan € 75.000 (2e winstgrens) over het jaar en de vier daaraan voorafgaande boekjaren. In 2012 beschikt de beroepsvereniging over in totaal drie boekjaren, 2010 – 2012. De Belastingdienst vindt het redelijk dat in die situatie de 2e winstgrens pro rata wordt berekend, naar gelang het aantal boekjaren.
Namens de beroepsvereniging heeft Van Ree Accountants het standpunt ingenomen dat noch de wettekst noch de wetsgeschiedenis aanleiding geeft te veronderstellen dat sprake kan zijn van een pro rata toepassing op de 2e winstgrens bij minder dan vijf boekjaren.
Verloop belastingprocedure en eindconclusie
Rechtbank Arnhem was er snel klaar mee; de pro rata benadering van de Belastingdienst is een onjuiste uitleg en toepassing van art. 6 wet VPB.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kiest echter enigszins verrassend de zijde van de Belastingdienst. De uitleg en toepassing door de Belastingdienst vindt zij redelijk en billijk en stelt daarmee de Belastingdienst in het gelijk.
Tenslotte is de Hoge Raad aan het woord. Daarvoor heeft de Hoge Raad eerst advies ingewonnen bij advocaat-generaal Wattel. Hij adviseert de Hoge Raad het beroep van de beroepsvereniging gegrond te verklaren maar wel met een kanttekening. Indien namelijk op enig moment de 2e winstgrens wordt overschreden binnen die vijf jaar dan moet dit naar zijn mening aanleiding zijn tot een nieuw feit op basis waarvan alsnog over voorgaande boekjaren kan worden nagevorderd door de inspecteur. Uiteindelijk stelt de Hoge Raad de beroepsvereniging in het gelijk en wordt het advies van A-G Wattel door de Hoge Raad niet gevolgd wat betreft de mogelijkheid tot navordering.
Conclusie: de Hoge Raad deelt onverkort het door ons uitgedragen standpunt dat iets wat niet kan worden gelezen in de wet noch kan worden afgeleid uit de wetsgeschiedenis, niet in het nadeel van de beroepsvereniging mag worden toegepast. Of anders gezegd, als de wetgever het anders wil dan vraagt dit het bewandelen van de koninklijke weg door aanpassing van art. 6 wet VPB.
Belangrijk voor de praktijk: de Hoge Raad concludeert tevens dat een juiste uitleg van art. 6 wet VPB er dus toe kan leiden dat bij een stichting of vereniging een winst van in totaal hoger dan € 75.000 over een periode van de eerste vijf boekjaren vrijgesteld kan zijn van VPB-heffing. Daartoe overweegt de Hoge Raad als volgt:
“In voorkomend geval kan deze uitleg van artikel 6 van de Wet ertoe leiden dat gedurende de eerste vijf (boek)jaren sinds de oprichting van een in artikel 6 van de Wet bedoeld lichaam in totaal meer winst van belasting wordt vrijgesteld dan € 75.000. Die consequentie is echter van onvoldoende gewicht om artikel 6 van de Wet anders uit te leggen.”
Tenslotte
Een uitspraak van de Hoge Raad waar volgens mij geen speld tussen te krijgen is. Voor de VPB-positie van stichtingen en verenigingen een belangrijke uitspraak om rekening mee te houden. Het aangehaalde beleidsbesluit kan op m.b.t. de pro rata toepassing geen stand houden.
Als kantoor zijn we er gepast trots op dat we door middel van deze procedure aan de rechtsontwikkeling hebben bijgedragen. Daarbij merken we nadrukkelijk op dat we dit niet zouden hebben kunnen doen zonder de medewerking van het bestuur van de beroepsvereniging. Daarvoor nogmaals veel dank!
VPB-plicht bij stichtingen en verenigingen blijft nog regelmatig teveel onderbelicht. De problematiek die hier speelt is lastiger dan vooraf wordt ingeschat. Denk bijvoorbeeld in het geval van (deels) gesubsidieerde stichtingen of verenigingen. Wij mogen als kantoor veel stichtingen en verenigingen tot onze klantenkring rekenen. In die zin hebben we ook veel fiscale expertise opgebouwd die we graag breed met u delen, onder meer door het delen van dit bericht.
Twijfelt u over de fiscale positie van uw stichting of vereniging. Neem dan vrijblijvend contact met ons op, wij denken graag met u mee!
Fiscaal directeur | Belastingadviseur
avdbok@vanreefc.nl
Belastingadviseur
jdbruin@vanreefc.nl
De Tweede Kamer heeft het Belastingplan 2025 aangenomen. Maar dat ging niet zonder slag of stoot. Er zijn een aantal amendementen aangenomen. Het Belastingplan is dus op een aantal punten
Wettelijke loondoorbetalingsverplichting Als werkgever bent u verplicht om een zieke werknemer twee jaar lang ten minste 70% van het laatstverdiende loon, gemaximeerd tot het maximum dagloon, door te betalen. In
De maand december is voor veel ondernemers een drukke maand. Het jaar wordt afgesloten en de vakanties staan voor de deur. Om u in deze periode te helpen, zetten wij