29 oktober 2025

Er is een nieuw ANBI-besluit gepubliceerd. Het ANBI-beleid is daarin onder de loep genomen, verduidelijkt én aangescherpt. Het is belangrijk om te weten welke gevolgen dit besluit heeft voor uw organisatie. Zo is nu meer bekend over hoe ANBI’s met hun vermogen moeten omgaan. Voor organisaties met een ANBI-status is het aan te raden om periodiek te toetsen of nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke ANBI-voorwaarden. Het besluit geeft daarvoor enkele handvaten. Hieronder bespreken we graag de belangrijkste punten van dit besluit:

  1. Algemeen nut vereiste ANBI

In het besluit wordt meer concreet gemaakt wat er wordt verstaan onder algemeen nut vereiste. Dit vereiste houdt in dat niet alleen uit de statuten van de ANBI, maar ook feitelijk moet blijken dat uitsluitend (of nagenoeg uitsluitend) het algemene nut wordt beoogd. Dit betekent:

  • Het beoogde doel moet voor minstens 90% ten goede van het algemene nut komen;
  • De werkzaamheden moeten primair en rechtstreeks gericht zijn op het dienen van het algemeen belang.

Of een crowdfunder voldoet aan het algemeen nut vereiste, hangt af van de feiten en omstandigheden. Wel is duidelijk gemaakt dat een loketinstelling, die enkel giften in ontvangst neemt en doorstort naar een door de donateur bepaalde bestemming, in ieder geval niet voldoet aan het algemeen nut vereiste. Het ondersteunen van een ANBI door een andere ANBI valt daarentegen wel onder het algemene nut.

  1. Bestedingscriterium: welk vermogen mag u aanhouden?

Eén van de voorwaarden die in de praktijk tot discussies kan leiden met de Belastingdienst is het bestedingscriterium. Dit criterium wordt ook wel aangeduid als de anti-oppoteis. Het betekent dat een ANBI niet meer vermogen mag aanhouden dan redelijkerwijs nodig is voor de activiteiten ten behoeve van het doel van de ANBI. Een goede onderbouwing van het vermogen in de financiële administratie is daarbij onmisbaar. De bewijslast ligt bij de ANBI zelf. Op basis van de onderbouwing kan de Belastingdienst beoordelen of het vermogen redelijkerwijs noodzakelijk is.

Voorbeelden van in ieder geval toegestaan vermogen zijn:

  • Het sparen voor een activum, zoals een opslagplaats, die nodig is om het doel van de ANBI te realiseren;
  • Het aanhouden van vermogen dat voortkomt uit het doel van de ANBI. Een voorbeeld is vermogen in de vorm van een landgoed bij een ANBI ter instandhouding van dat landgoed;
  • Het hebben van een continuïteitsbuffer van anderhalf keer het kostenniveau van de eigen werkorganisatie van de afgelopen drie jaren. Dat zijn bijvoorbeeld kosten van huisvesting, personeel of administratie. Kosten die direct toe te rekenen zijn aan de algemeen nuttige activiteiten, horen hier niet bij;
  • Het hebben van een reserve ‘voorziene werkzaamheden’. De voorwaarde is dat gespecificeerd moet worden voor welke concreet voorgenomen activiteiten de reserve bedoeld is. Er moeten bedragen worden toegerekend aan de activiteiten. De vuistregel is daarbij dat deze activiteiten ook moeten plaatsvinden binnen een redelijke termijn van twee jaar. Een ANBI kan van deze termijn afwijken, maar moet dit wel kunnen motiveren.
  1. Stamvermogen ANBI

Een ANBI mag ook stamvermogen aanhouden. Dat is vermogen dat door een testament of schenking is ontvangen, én waarbij door de schenker of erflater een instandhoudingsverplichting voor het vermogen is opgenomen. Een ANBI mag niet zelf vermogen als stamvermogen bestemmen.

Het rendement op het stamvermogen moet elk jaar besteed worden aan het doel van de ANBI. Dit gebeurt volgens een vast bestedingspercentage. De ANBI mag dit percentage volgens een eigen methode bepalen, maar het besluit geeft wel een voorbeeldmethode voor het berekenen van het percentage. In dat voorbeeld wordt uitgegaan van het rendement over de afgelopen vijf jaren en de twee toekomstige jaren. Dat percentage kan voor tien jaar worden gebruikt, maar moet wel jaarlijks opnieuw worden beoordeeld. Als blijkt dat het percentage meer dan 30 procent afwijkt, dan moet het worden aangepast.

Het besluit gaat ook nog in op ANBI’s met stamvermogen van vóor 2008. Omdat toen het bestedingscriterium werd ingevoerd, moet het eigen vermogen per 1 januari 2008 als uitgangspunt worden aangehouden bij ANBI’s die toen enkel stamvermogen hadden. Eventuele reserves horen daar niet bij.

  1. Beloningscriterium

Er is nu ook meer duidelijk over de beloning van het beleidsbepalende orgaan van de ANBI, bijvoorbeeld leden van de raad van toezicht. Zij mogen enkel een onkostenvergoeding en niet-bovenmatig vacatiegeld ontvangen. Het vacatiegeld is in ieder geval niet bovenmatig als het bedrag niet uitstijgt boven de bedragen uit het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. Is het bedrag wel hoger, dan is het aan de ANBI om te motiveren waarom een hoger vacatiegeld gerechtvaardigd is. Voor ANBI’s uit de (semi)publieke sector kan worden aangesloten bij de bezoldigingsmaxima voor toezichthouders uit de WNT, maar voor andere ANBI’s zal het beloningsbeleid maatwerk blijven.

Ons advies voor uw ANBI

Het is belangrijk om te blijven checken of uw organisatie blijft voldoen aan de ANBI-voorwaarden. Met name door de naderere invulling van het bestedingscriterium is het belangrijk om te kunnen motiveren hoe met het vermogen van de ANBI worden omgegaan. Zo voorkomt u eventuele discussies met de Belastingdienst. Bij vragen over dit onderwerp, helpen wij u graag verder.

Meer nieuwsitems