Onderwijsinstellingen hebben altijd te maken met de loonheffingen. Dat geldt in ieder geval voor het personeel in vaste dienst en de directie van de onderwijsinstelling. Maar ook bijvoorbeeld voor oproep- en invalkrachten en personen die op freelancebasis werkzaamheden verrichten kan de onderwijsinstelling worden geconfronteerd met de loonheffingen. Als accountant en adviseur denken wij graag met u mee over de kansen en risico’s met betrekking tot loonheffingen waar uw onderwijsinstelling mee te maken heeft.

Dienstbetrekking bij onderwijsinstellingen

Onlosmakelijk verbonden aan het begrip “loonheffingen” is het begrip “dienstbetrekking”. Uitsluitend indien sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking dient u voor de vergoeding door de werkgever aangifte loonheffingen te doen. De praktijk leert dat binnen onderwijsinstellingen vaak te weinig vooraf is getoetst of er sprake kan zijn van een dienstbetrekking. Dit leidt bij boekenonderzoeken vaak achteraf tot veel vragen en teleurstellingen. Met name als de Belastingdienst overgaat tot het opleggen van naheffingsaanslagen.

Beleid btw-positie toezichthouders en leden diverse commissies

Lange tijd is er veel onduidelijkheid geweest over de btw-positie van toezichthouders en leden van diverse commissies, zoals bezwaar- en geschillencommissies bij onderwijsinstellingen. In 2019 deed het Hof van Justitie in de zaak IO een voor de praktijk belangrijke uitspraak in het geval van de btw-positie van een commissaris. Deze uitspraak werd gevolgd door een uitspraak van de Hoge Raad in 2020 in de situatie van een voorzitter van een bezwarenadviescommissie.  Naar aanleiding van genoemde jurisprudentie heeft de Staatssecretaris van Financiën op 28 april 2021 een nieuw beleidsbesluit in omloop gebracht (nr. 2021-9403). In dit besluit gaat de Staatssecretaris nader in op het begrip “zelfstandigheid” voor natuurlijke personen zoals dat is opgenomen in art. 7 van de Wet op de Omzetbelasting. Voor een aantal praktijksituaties is aangegeven onder welke omstandigheden btw-plicht voor natuurlijke personen niet aan de orde is:

  1. Toezichthoudend orgaan met wettelijke grondslag in publiek- en privaatrecht bijvoorbeeld NV, BV of pensioenfonds;
  2.  Toezichthoudend orgaan zonder wettelijke grondslag in publiek- en privaatrecht   vergelijkbaar met NV of BV bijvoorbeeld een stichting of vereniging;
  3.  Bezwaaradviescommissies en adviescolleges met wettelijke taak;
  4. Toetsingscommissies, geschillencommissies en vergelijkbare commissies.

Voor uw onderwijsinstelling betekent het concreet dat in veel gevallen een toezichthouder of commissielid geen btw meer in rekening dient te brengen. Dit omdat voor deze werkzaamheden geen sprake is van btw-ondernemerschap. Het is wel raadzaam om voor de specifieke situatie in uw onderwijsinstelling het besluit na te slaan, gelet op de specifieke voorwaarden die mogelijk gelden.

In het besluit wordt uitsluitend ingegaan op de situatie van natuurlijke personen. Niet wordt ingegaan op de situatie dat een toezichthouder/commissielid via zijn BV een factuur uitreikt. Dit is naar onze mening het gevolg van het feit dat voor genoemde werkzaamheden men geacht wordt op persoonlijke titel te zijn benoemd. Naar wij menen kan in het geval de BV een factuur uitreikt voor genoemde werkzaamheden, btw-heffing ook buiten beschouwing blijven. Wilt u daarover zekerheid vooraf? Dan is het raadzaam contact op te nemen met de Belastingdienst. Wij zijn u hierbij graag van dienst.